FAQs

Frequently Asked Questions

Bij een waardestelling worden monumentale waarden in kaart gebracht en benoemd. Dit zijn behalve cultuurhistorische waardestellingsplattegronden ook de teksten waarin wordt beargumenteerd waarom iets wel of geen historische waarde heeft.
In principe is worden deze termen door elkaar gebruikt. Er is echter een verschil in lading tussen de woorden. Vrijwel alles wat door de mens is gemaakt of aangepast wordt cultuur genoemd. Cultuurhistorie slaat dus op gehele geschiedenis van het menselijk handelen. Enkele onderdelen ervan herinneren ons aan bepaalde handelingen, personen of voorwerpen. Deze herinneringen worden monumenten genoemd en zijn vaak tastbaar.
Cultuurhistorie is een breed begrip dat vele verschillende aspecten van onze geschiedenis dekt. Te denken valt aan klederdracht, politiek, gezondheidszorg et cetera. Wanneer cultuurhistorisch onderzoek betrekking heeft op het gebouwde erfgoed wordt veelal aan de hand van verschillende aspecten bepaald of en hoe bijzonder het gebouw in algemene zin is ten opzichte van andere, vergelijkbare panden. Dergelijke onderzoeken worden veelal uitgevoerd om te bepalen of een pand als dan niet (als geheel) beschermd moet worden als monument. Hierbij valt te denken aan de industriecomplex wat door aantrekking van werknemers invloed had op de omgeving, of een adellijk woonhuis waarvan er relatief minder van zijn dan standaard woningen. Het gebouw wordt in de meeste gevallen niet van binnen bezocht maar vindt het onderzoek meestal plaats aan de verschillende archieven. Bij bouwhistorisch onderzoek gaat men dieper op het gebouw zelf in. De bouwkundige elementen en afwerkingen van zowel exterieur als interieur worden als eerste archiefbron "gelezen". Het bouwmateriaal en manier van bouwen door de verschillende eeuwen heen zijn in dit onderzoek de basis. Ter aanvulling of ondersteuning wordt eveneens dieper in de geschreven archieven gedoken. De geschreven bronnen gaan over het algemeen voor de meeste monumenten veel minder ver terug dan de toegepaste materialen die vaak nog resteren in de panden.
Er zijn verschillende voordelen van bouwhistorisch onderzoek te noemen. Als eerste kunnen er na onderzoek monumentale waarden geïnventariseerd worden. Hiermee wordt voorkomen dat er onbedoeld waardevolle elementen verdwijnen. Daarnaast voorkomt het onnodige discussies wanneer er geen sprake is van monumentale waarden of van indifferente monumentale waarden. Een ander groot voordeel is dat bouwhistorisch onderzoek bijdraagt aan kennis van onze algehele cultuurhistorie.
De kosten voor bouwhistorisch onderzoek variëren naar gelang het soort onderzoek en de omvang ervan. De tijd waarin het te onderzoeken pand is ontstaan kan hierbij heel bepalend zijn. Zo kan een groot industrieel pand minder onderzoekstijd vergen dan een wevershuisje uit de 17e eeuw. Het al of niet aanwezig zijn van veel monumentale onderdelen is niet bepalend voor de kosten van een onderzoek. De bouwhistoricus dient, overeenkomstig de richtlijnen, namelijk alle aanwezige onderdelen te benoemen en aan te geven of en waarom deze monumentaal zijn. Een offerte is daarom altijd maatwerk. Indien u wilt, kunt u vrijblijvend een offerte aanvragen.
Overeenkomstig de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek 2009 worden monumentale waarden in drie categorieën ingedeeld. Hoge, positieve en indifferente monumentale waarden. Afhankelijk van de categorie hebben de monumentale onderdelen meer of minder bescherming nodig. Hoe hoger de waardering, hoe belangrijker het wordt om goede argumenten te hebben om monumentale waarden aan te tasten. Bij aantasting of verwijdering zal het object zijn monumentale waarde en/of status gedeeltelijk of geheel verliezen.
Overeenkomstig de Richtlijnen voor Bouwhistorisch Onderzoek 2009 worden er in principe vier verschillende soorten onderzoek gehanteerd. Een bouwhistorische inventarisatie, een bouwhistorische verkenning, een bouwhistorische opname en een bouwhistorische ontleding. Het type onderzoek is afhankelijk van de fase waarin een verbouwing of restauratie van een monument zich bevindt en van de gewenste diepgang van het onderzoek. Bij een verkennend onderzoek zal het monument nog veel aankleding hebben en moeten er meer aannames gedaan worden met betrekking tot de bouwkundige elementen. Bij een opname is er meestal al meer inzichtelijk van de onderliggende bouwfaseringen bijvoorbeeld door kijkgaten of doordat voorzetwanden zijn verwijderd. Bij een bouwhistorische ontleding is er sprake van het documenteren van (eventueel nader gespecificeerde) monumentale onderdelen.
Cultuurhistorische of bouwhistorische waarden zijn geen algebra waarbij met formules een bepaalde waarde aan iets kan worden gegeven. Soms wordt getracht bij cultuurhistorische inventarisaties deelwaarden getalsmatig uit te drukken. Hoewel dat soms lastig is, dienen de waardestellingen zo objectief mogelijk gemaakt te worden. Het is daarom van belang dat  degene die de waardestelling uitvoert zo neutraal mogelijk in het proces staat. Het bouwhistorisch onderzoek voorafgaande aan de waardestelling moet daarom zo objectief mogelijk worden uitgevoerd. Onafhankelijke bouwhistorici zijn hiervoor het meest geschikt omdat zij geen rekening houden (of mogen houden) met meespelende belangen van opdrachtgevers, gemeenten of andere partijen. De meeste bouwhistorici houden zich bij het onderzoek en de waardering aan de Richtlijnen voor Bouwhistorisch Onderzoek.